Show menu

Platwerk, december 2011

Het is schering en inslag.

De golven op het Oldambtmeer hebben schuimkoppen die glinsteren in de herfstzon als ik naar Finsterwolde rijd om op bezoek te gaan bij Mirja Wark, weefster. Ietje de Graaf van de Handwerkcommissie schuift ook aan.
Naast het huis van Mirja staat een gebouwtje, vroeger een leerkerkje, later van een uitvaartverzorger en ook hebben kindertjes er nog ingespeeld toen het een crèche was. Nu is het van haar, het kruis op de gevel is overgeschilderd en er is een metalen hand overheen gehangen. Haar atelier heet dan ook “Golden Haand” en dat voor een import Groningse met een Limburgs accent. “Gronings klinkt niet uit mijn mond,“ zegt ze. Dat snappen we direct.
Mirja is een wereldburger, ze woonde nooit langer dan vier jaar in een land, maar lang genoeg om er locale textieltradities te bestuderen. Het weefgetouw ging altijd mee. Maar nu is het genoeg geweest het openstaan voor andere culturen, ze verlangde terug naar haar roots, naar haar familie.
Na haar opleiding fysiotherapie die ze afrondt, vertrekt ze (alleen) naar Australië, waar ze in de middagpauze op de afdeling arbeidstherapie van het ziekenhuis waar ze werkt het weefgetouw ontdekt en daar niet gehinderd door kennis aan een deken begint. Ze leert later de basistechniek van een weeflerares in Amerika, deze oude dame vindt Mirja te vlinderachtig, maar ze blijkt een goede leerling. Ze leert de meest gebruikte notatiemethodes: Scandinavisch, Amerikaans en de Bauhausmethode.
“ Wat is notatie?” vraag ik. Dat is hoe je een weefsel tekent voordat je het kunt weven en hoe je het kunt weven. “Je kunt het een recept noemen,” zegt Mirja en laat me er plaatjes van zien. Het simpelste is gewoon vlechten, één op, één neer en dan zijn er duizend en één varianten.
Schering zijn de lange, gespannen draden die door schachten zijn geregen; hoe meer schachten hoe ingewikkelder het patroon kan worden. De inslag is de draad van links naar rechts, een spoel, op kleinere weefgetouwen met de hand bediend, op grotere door een trek aan een touw. Een mechanisch apparaat aan het getouw, als het boek van een draaiorgel, is ingesteld naar het ontwerp van de notatie en zorgt voor het volgen van het patroon. Op het semi-professionele weefgetouw is Mirja een deken aan het weven. Prachtig van kleur, prachtig van patroon, het lijkt stijf, maar blijkt soepel.
Met een man, werkzaam in de olieindustrie komt ze in olielanden terecht. Op de grens van Columbia en Venezuela b.v. waar ze de techniek van het weven van gordels voor lendendoeken leert. Dat is een moeilijk weefsel, op een verticaal getouw. Omdat mannen deze gordels minder zijn gaan dragen, weven vrouwen ze minder. Als dank voor de gastvrijheid en de weeflessen schrijft Mirja er een boek over. Op haar website kunt u het bekijken.
Al gaat het weefgetouw overal mee naartoe, ze werkt het liefst op de plaatselijke manier. Zo worden in Syrië vier paaltjes in de grond geslagen met balkjes erachter. Daar weven vrouwen lange banden die dienen om tentdoek met elkaar te verbinden. Het patroon is altijd zwart/wit. Met een dubbele draad geweven, zwart of wit boven. Mirja weefde ze zelf ook, met als patronen klompen en molentjes, het jaartal en haar naam. Die kwam per ongeluk in spiegelbeeld. Het blijft opletten! Maar de band is met duidelijke symbolen, duidelijk van haar hand.
Ze heeft veel profijt gehad van haar werk als arbeidstherapeut in een blindeninstituut toen ze een tijd in Nederland woonde. Zo leerde ze geduld oefenen en vertrouwen winnen. Omdat wevers eenvoudige mensen zijn spreken ze alleen hun eigen taal. Mirja spreekt Spaans, heeft met veel moeite Arabisch geleerd en Engels.
In Oman zitten de getouwen half in de grond omdat er gebrek aan hout is. Zittend op de rand van de kuil wordt er geweven. Mannen weven zware wollen stoffen en vrouwen mooie lichte stoffen. Mirja heeft van alles waarover ze vertelt voorbeelden in haar atelier. We kijken met ogen en handen.
Er is altijd wel schapenwol en omdat er verder weinig te doen is, kunnen vrouwen zich onderscheiden door hun weefsels. “Prettige” bijkomstigheid is dat vrouwen die goed kunnen weven op de huwelijksmarkt meer geiten waard zijn.
Tenslotte Libië, net op tijd zijn ze er vertrokken, ze konden al hun spullen nog meenemen. Daar weven vrouwen voor hun huwelijk drie doeken: een hoofddoek, een kleinere hoofddoek en een halsdoek. Wit op wit van wol met patronen van katoen. Ze worden met meekrap rood geverfd, het katoenen patroon blijft wit. Na de huwelijksnacht, als de vrouwen geen maagd meer zijn mogen ze geen rood meer dragen. Dan verven ze de doeken indigo, het katoen blijft weer wit. We zien de prachtige voorbeelden.
Mirja is moeder van een eigen, blank kind, een geadopteerd, lichtbruin kind met Siciliaans bloed en een donkerbruin kind, geadopteerd uit Ethiopië, die alle drie de deur uit zijn. Ze woont naar haar zin in Finsterwolde in haar huis en met haar mooie atelier voor workshops, cursussen, tentoonstellingen en kleinschalige productie naast de deur. Ook geeft ze lezingen. Een wereldmens in haar weefcentrum voor productie, onderwijs en onderzoek naar etnisch textiel. Daar in Finsterwolde, na omzwervingen over de wereld maakt ze haar droom waar.

Met dank aan Ietje de Graaf,
Sannie Schotsman

NBvP, Vrouwen van Nu, Provincie Groningen.
42e jaargang No.8, december 2011